Groene reus Juul Slembrouck sterft twee dagen voor zijn 100ste verjaardag
Dit jaar worden in Deurne tal van honderdste verjaardagen gevierd: het vliegveld, het Rivierenhof als publiekelijk park, het Bosuilstadion, Koffie Verheyen, … En vandaag zou het de beurt zijn aan groene reus Juul Slembrouck. Maar helaas, op 4 oktober, twee dagen terug, is Juul overleden. Op de dag dat Sint Franciscus wordt herdacht, de patroon van de milieuzorg. Symbolischer kan haast niet. Een Afrikaans gezegd klinkt: ‘Iedere keer als een mens sterft, brandt er een bibliotheek af.’ Dat is een boutade. Maar voor Juul Slembrouck zit daar veel waarheid in. De man was zo belezen en bezat een enorme kennis. En hij bleef niet op een stoel zitten. Waar moest, stak hij de handen uit de mouwen. Zijn dood is dan ook een groot verlies voor de milieuzorg. Wij geven hier het artikel weer dat wij vandaag zouden publiceren als een huldebetuiging. Het is tot ons verdriet een In Memoriam geworden.
Zijn jonge jaren brengt Juul door in Antwerpen Noord. Zijn grootvader, Louis Campo, heeft een schoenwinkel aan de Sint Gummarusstraat. Zijn moeder, Irma Campo werkt mee in de zaak en zal de winkel verder openhouden als haar vader zich terugtrekt. Irma Campo huwt met Louis Slembrouck, een inspecteur bij de Belgische spoorwegen. De nieuwbakken echtgenoot trekt bij zijn vrouw en schoonouders in. Uit dit huwelijk ontspruiten vijf kinderen waarvan eentje vrij spoedig sterft. Juul is de oudste van het gezin. De kleine Juul gaat naar Sint Henricus, een school van de Broeders van de Christelijke Scholen.
In het secundaire onderwijs kiest hij voor de handelsrichting. Daarvan zegt Juul: “Deze richting leidde mij tot het polyglotisme (nvdr. meertaligheid).” Een taalwedstrijd georganiseerd op Vlaams niveau wint Juul met vlag en wimpel: “Het was een wedstrijd waarbij wij zowel een Franse als een Nederlandse tekst kregen voorgelegd en die we moesten omzetten in respectievelijk Nederlands en Frans. Zonder gebruik te maken van een woordenboek.” Juul Slembrouck spreekt dan ook Nederlands, Frans, Engels, Duits en Spaans. “Spaans heb ik op mezelf geleerd, in 36 lessen.” zegt hij trots.
De Tweede Wereldoorlog
Dan valt Duitsland België binnen en is de Tweede Wereldoorlog begonnen. “Chaos”, zegt Juul, “Het was één grote chaos.” Samen met andere jongens slaagt hij op de vlucht. Met de trein gaat het richting Frankrijk maar aan de grens houdt het rijtuig halt. Er zijn geen instructies voor de machinist. Een deel van de jongens rijdt met de fiets naar Calais, anderen, waaronder onze jarige, keren met de tweewieler weer naar huis, al moeten ze wel helemaal omrijden via Valenciennes. Thuisgekomen probeert Juul de draad van het onderwijs weer op te nemen. Uiteindelijk zal hij via de Centrale examencommissie zijn diploma van het secundair onderwijs halen.
In de oorlogsjaren roepen een aantal partijen op om samen met de Duitsers te gaan strijden tegen het Rode leger. Ook een aantal priesters moedigen jongeren aan te gaan vechten tegen de communisten. Juul geeft gehoor aan de oproep en wordt chauffeur bij het Nationalsozialistische Kraftfahrkorps (NSKK). Na de oorlog krijgt hij daarvoor een gevangenisstraf. Het komt nooit meer goed tussen Juul Slembrouck en de Katholieke Kerk.
De jonge Slembrouck vindt een job als scheepsbevrachter en expediteur. Zijn eerste schip dat hij moet behandelen is de Pamir, het laatste zeilschip dat Antwerpen heeft aangedaan. “Ik moest een lading alcohol van 96° laden. De havenautoriteiten verboden dit gevaarlijk spul te laden in de haven. Het mocht enkel op de ‘stroom’. Ik vond een plek in Hoboken maar het schip had slechts één anker en draaide mee met de getijden. Uiteindelijk lukte het mij om de klus te klaren.” Juul Slembrouck blijft zijn hele beroepsleven in de maritieme sector. Zijn talenkennis komt hem goed van pas.
Interesse in de natuur dankzij zijn dochter
In 1953 bouwt Juul, ondertussen gehuwd met Magda Ulrichts, een huisje in Deurne. Er komen drie kinderen het gezin vervoegen. Sindsdien is de familie nog uitgebreid met vijf kleinkinderen, drie achterkleinkinderen en recent een achter-achterkleinzoontje. Op een dag komt zijn dochter thuis van school met een opdracht. Zij moet een aantal plantjes drogen en opplakken. Juul Slembrouck helpt het meisje: “Na het zesde plantje was ik aan het einde van mijn latijn. Ik kocht een boekje over planten. Er ging een wereld voor mij open. Het was ook 1973, de tijd van ‘Plant een boom’. Die dagen organiseerde de heemkundige kring een tentoonstelling van planten in Deurne. De leden hadden ongeveer een honderdtal planten gedetermineerd. Ik ontmoette op dat moment twee neven van elkaar, Jan en Paul Strijckers, de ene student rechten, de andere student biologie. Zij wilden een inventarisatie maken van de planten in Boekenbergpark, want dat was nog nooit gebeurd. Het resultaat was verrassend. We vonden een hoeveelheid aan planten die de collectie van de heemkundige kring overschreed en waarvan een aantal uniek waren.”
Juul Slembrouck leert het andere groenmonument Piet Gillard kennen en samen richten ze Studiegroep Boekenberg op. De studiegroep ligt aan de basis van het ecologisch beheer van het park. Dat was jaren geleden niet vanzelfsprekend. Ze werken een nieuwe beheervorm voor het Boekenbergpark uit. Zij laten dood hout liggen in plaats van dat keurig te verwijderen. En het ‘onkruid’ mag groeien. Dat was toen ongehoord. Want dat hout en die kruiden geven leven aan een boel organismen. Dat is op zijn beurt voedsel voor andere dieren. Dat is biodiversiteit, alles is van elkaar afhankelijk. En uiteindelijk van levensbelang voor de mens. Boekenbergpark wordt eveneens een beschermd cultuurhistorisch landschap. Juul Slembrouck blikt terug op die tijd: “We hebben een aantal robbertjes met zowel bezoekers als de groendienst als het beleid moeten uitvechten. En het is nog niet afgelopen. Een probleem nu is bijvoorbeeld de afhankelijkheid van plantenkwekers. Waardoor verkeerd zaaigoed in de parken komt.”
De autodidact wordt een autoriteit
De eeuweling is in al die jaren uitgegroeid tot een autoriteit. Hij heeft een aantal inventarisaties van domeinen op zijn conto. Juul: “Ik heb met een kompaan een totaal inventarisatie uitgevoerd van het domein Blaasveldbroek bij Willebroek. Het domein was in handen van Union Allumettière, een lucifersfabriek die het gebied wilde volplanten met populieren. Wij konden aantonen dat het een van de laatste laaglandgebieden was met een eigenheid aan planten en dieren.” Blaasveldbroek is nu een natuurgebied beheerd door het Agentschap Natuur en Bos.
Door zelfstudie is Juul Slembrouck een expert mossen geworden. Tijdens een inventarisatie van mossen op het Sint Fredeganduskerkhof ontdekt hij het kalkspitsmos. Dit mos is uniek in Vlaanderen. Hij is ook medeauteur van ‘Mossen en lichenen in het Buitengoor (Mol)’ en medewerker aan tal van wetenschappelijke publicaties waaronder de ‘Atlas van de Flora voor Vlaanderen en het Brussels gewest.’ Zijn laatste werk is ‘Natuur in de Stad’. Waar hij de tijd daarvoor vindt is een raadsel. De man is ook nog eens een kunstenaar en produceert houtsnijwerk, etsen, schilderijen en is een niet onverdienstelijk kalligraaf.
Voor zijn onverzettelijke inzet voor de natuur krijgt de groene voorvechter van de vereniging Red de Voorkempen in 2016 de ‘Groene Dwarsligger’. En in 2021 wordt hij door de nieuwsblog Gazet van Deurne uitgeroepen tot ‘Persoon van het jaar’ voor zijn onverwoestbare inspanningen voor de natuur. Maar hoe kijkt hij naar de toekomst? Juul Slembrouck zucht: “Het gaat niet goed met de wereld. Het totale effect van de mens op de aarde = het aantal mensen X de gemiddelde impact van de mens. Beide factoren van deze vermenigvuldiging nemen toe. Dat loopt slecht af.”
Foto onder: Juul Slembrouck in zijn geliefde Boekenbergpark. Hij wordt geduwd door kleinzoon en mantelzorger Yves Valkiers.
Wat een boeiende mens!