Uit de nieuwskeuken van Seven: weemoed
Beste lezers,
Het is zaterdagochtend en ik nip aan een eerste tas koffie. De morgen ontwaakt langzaam en ik denk hoe het buiten niet echt meer licht wil worden. Binnen komt het licht van de lampjes van de kerstboom en twee kaarsen op de schoorsteenmantel. De donkere dagen voor kerst. Ik wil het niet maar het doet het toch. Het werkt op mijn gemoed. Voor de een is Kerst een zegen. De gezelligheid, de samenhorigheid en de vreugde van het kerstlicht in de duisternis van december. Bij een ander, zoals ik, wordt het gemoed donkerder met het korten van de dagen.
Een gevoel gevoed door het verstrijken van de jaren en de weemoed naar wat achter ligt.
Ik moet denken aan de mensen die er plotseling niet meer zijn.
Aan de vrouw die geen zin had om naar een voordracht te komen. Maar zij glunderend en genietend toch in de zaal zat omdat zij hoorde dat ik een verhaal kwam voorlezen. Dat ik deze week afscheid moest nemen van dezelfde vrouw die heel vaak vooraan zat als ik iets te voorlezen had.
Gezien op de Nederlandse televisie, moet ik denken aan de man die begin dit jaar, zo aan het eind van de winter, nog een nationaal schaatsrecord bij de senioren vestigde. Aan zijn blijheid toen zijn schaatsmakkers hem op de schouder klopten. Dat diezelfde schaatsmakkers vorige week met de schaatsmuts in de hand op het ijs in gedachten afscheid van hem namen op het moment dat hij zijn laatste adem uitblies.
Ik moet denken aan mijn moeder en mijn vader. Aan het gemis. Dat ik moeite heb om te accepteren dat zij er niet meer zijn. Dat ik hen zie zitten in de zetel voor de televisie. Dat het een gedachte is die door de harde werkelijkheid wordt weggevaagd. Dat de zetel leeg is en zij (gelukkig) niet zien welke strijd ik lever in ’t (over)leven.
Ik moet denken aan de man die mij enkele weken geleden in de hal van het ziekenhuis spontaan een knuffel gaf. Hij had net de uitslag gekregen. Dat het niet zo erg was dan hij dacht. De opluchting stond in zijn ogen geschreven.
En ik moet denken aan de man die op kerstavond zijn vulpen uit het pennenpotje pakt en in een beduimeld schriftje zijn belevenissen van het jaar schrijft. Dit jaar schrijft hij hoe bij hem de gevreesde ziekte werd geconstateerd. Dat de artsen hem een prognose gaven van hooguit enkele maanden. Dat hij zich doodverklaard voelde. Dat hij opstond en zich niet gewonnen wilde geven. Hij in een ander ziekenhuis – als in een wonder – genezing vond. Er is hoop, er is licht. Of zoals mijn vader het zei: ‘ 6 december is geweest. We gaan weer de goeie kant op’.
En ik denk dan : waarom ronden we deze column niet af op een ludieke manier?
Ik nodig gewoon tante Malibu en oom Safari, tante Smirnoff en oom Jameson met hun tweeling Gin en Tonic uit. Ook mijn neven Jack Daniels en Jim Beam en nichtje Baileys. Mijn Franse vrienden Moët en Chandon zullen van de partij zijn. Zelfs mijn advocaat, Meester Bols en zijn vrouw Frau Jägermeister heb ik uitgenodigd! Ook tante Mocktail is welkom…
Ik moet alleen nog iets in huis halen om te drinken?!
Moeilijk kiezen hier …West-Vleteren?
Graag tot meer lees volgende week,
Groeten,
Seven.
Recente reacties