Uit de nieuwskeuken van Seven: ooievaar
Beste lezers,
Ik nip aan een eerste tas koffie terwijl het straatbeeld zich klaarmaakt voor een razende claxonnerende wereld, mensen de eenzaamheid verbijten en wij allemaal langzaam aftellen naar kerst en nieuwjaar.
Deze week zag ik nog een ooievaar, traag overvliegend naar een nabij gelegen elektriciteitsmast met een nest erin. Een ooievaar in november?
De natuur lijkt gek geworden.
Toen ik weer thuis was, ging ik googelen, en ik kwam bij een bericht van vorig jaar met de titel ‘Opnieuw zien veel ooievaars af van trek naar het zuiden’.
In het bericht stond: mogelijk voelen ze door de warmere winters de noodzaak niet meer om die lange reis af te leggen. Ik vroeg me af hoe het was voor die ooievaar.
Ik had ooit een biologieleraar die zei dat vogels vliegen niet persé leuk vinden, want het kost een hoop energie. Ik moest denken aan een collega die zei zo heerlijk te genieten van dat zachte weer en hoe ik mijn hoofd schudde; want november hoort koud te zijn, of het begin van koud, maar het was deze week bijna 20 graden, met zachte wind erbij.
Bijna 20 graden in november. Ik zag nieuwe brandnetelscheuten omhoog komen onder onze heg. Die ooievaar had misschien gelijk dat ie bleef, geen energie verspillen als het niet hoeft om te overleven, maar je zou niet moeten genieten van dat ‘zachte weer’ nu. Bijna 20 graden in november, dan gaat er iets heel erg fout. Ondertussen ligt Halloween, met griezelige maskers en verhalen over mensen die uit de dood opstaan, achter ons.
Zaterdagochtend.
Met de strenge coronamaatregelen voor me en -nog meer- commentaren op de Amerikaanse verkiezingen op de achtergrond denk ik aan de ooievaar. Van hem (ik ga er vanuit dat het een mannetje is) word ik vrolijk wat niet kan geschreven worden over de wereld waarin wij nu leven. Sinds corona ben ik nog maar heel weinig in de stad geweest. De laatste keer was toen ik een paar schoenen kocht, ergens in augustus. En deze week, omdat ik een T-shirt met lange mouwen moest hebben voor onder de wollen priktruien die ik zo mooi vind, maar waar ik niet goed tegen kan. Naar ’t stad.
Winkel na winkel afschuimen en uiteindelijk tot deze conclusie komen : Ik had me het ritje op de fiets kunnen besparen, want de kleuren die ik zocht hadden ze niet. Eigenlijk was het dus een beetje te funshoppen. Met wat kwam ik uiteindelijk thuis? Met een grote bol wol, een pak koffiebonen, sokken en een deegroller. Géén t-shirt met lange mouwen.
O ja, mijn hardloopschoenen mochten ook wel weer eens vervangen worden. Bijna tweehonderd euro armer, maar blij fietste ik weer naar huis. Hardlopen mag gelukkig nog. Dat was dus een goede investering.
Ik heb mijn muze verteld over de ooievaar, dat ook nog. Ze keek me aan en knikte begrijpend. Nu niets nog echt evident lijkt praten we vaak over hoeveel en wat we nog samen kunnen doen, maar die onzekerheid over hoe lang nog, daar wordt niemand blij van.
Om onszelf wat op te vrolijken zijn we samen naar de ooievaar gaan kijken. Ik met mijn nieuwe hardloopschoenen (deze keer in wandelmodus) en mijn muze die beloofde straks pompoensoep te maken. Ondertussen vallen ook de blaadjes van de almanak en ja, jullie hebben de groeten van de ooievaar.
Graag tot meer lees volgende week.
Groeten, Seven.
Recente reacties