Uit de nieuwskeuken van Seven: ruziemakende oudjes
Beste lezers,
Alleen mijn muze heeft mij door hoe ik, héél vertrouwd, mijn muur steen voor steen heb opgebouwd. ’s Ochtends in alle vroegte -en aangepaste stilte- verschans ik mij achter mijn wand (die de onze geworden is), ons dromenland, waar alles als honing smaakt en elke traan een glimlach doet lijken. Het is mijn eigen rijk -een schrijfkamer groot- waar ik de koning ben, vastgeketend aan een letterbak en waar ik in diepe kerkers verdwaal. Aangeblazen door voortdurende memorie en mijmeringen terwijl uit de voegen rondom mij slechts honing druipt. Mijn eigen muur, -my wall die ik kunstig en punctueel heb opgebouwd, steen voor steen. Ik denk dat veel mensen enkel mijn zinnen zien en niet de eenzaamheid waarin ik soms dwaal. Da’s ook de bedoeling want alleen mijn muze -the love of my life- ziet hoe ik soms zachtjes ween. Mensen zien wat ze willen zien. Ik overigens ook. Dus kan ik jullie dit tafereeltje niet onthouden.
Deze week zat ik in de binnenstad op een terrasje. Ik zag ze zitten, naast elkaar op een tweezitsbankje. In elkaar gedoken en moe gestreden. Ik zit er tegenover aan een rond -en wankel- tafeltje waar net té veel stoelen aan bijgeschoven zijn. Afgaande op de wilde gebaren van beiden leek het of een ruzie beslecht moest worden en niet zo’n kleintje ook. Ik voelde mij als een soort scheidsrechter. Uit de spraakwaterval van woorden kon ik opmaken dat hij zijn biezen al gepakt had en kwam voor een laatste gesprek, om te kijken hoe het nu verder moest met de financiële afwikkeling. Maar hij schreeuwt zo hard en dan durft zij niets meer te zeggen. Ik bedenk hoe ik op dit eigenste moment in mijn tuin had kunnen zitten met een tas koffie (made by my muze) en een appelpunt van de warme bakker. Maar hélaas, ik zit hier nu met een glas lauwe limonade waar de prik al zeker een week vanaf is. Op het tafeltje van het koppeltje liggen 2 sensatietijdschriften die -in vol ornaat- de scheiding van een aantal sterren beschrijven. Meegebracht door de vrouw vermoed ik. Aan een ander tafeltje probeert een oudere vrouw haar telefoon zodanig neer te leggen om 2 koffievlekken te verbergen. Het koppeltje lijkt het niet meer te weten net zomin als een hondje dat doelloos alle terrassen afschuimt. Hij kijkt me een beetje zielig aan, maar misschien is dat wel mijn persoonlijke interpretatie.
Mij is het duidelijk. Het gesprek gaat nergens heen. Als een voetzoeker vliegen de verwensingen heen en weer over het terras, afketsend tegen de reclamepanelen.
Het gaat vijf minuten goed. Dan begint de man weer te schreeuwen, het is -op zijn zachts gezegd- behoorlijk intimiderend. Zij kijkt naar mij. Tranen rollen over haar wangen.
Terwijl ik met een handbeweging en een vriendelijk woord hem even probeer te sussen, gebeurt het onverwachte. Ze staat op, grijpt haar handtas en kegelt ze met een atletische slingerbeweging naar de man zijn hoofd. Ik slik, de hond kruipt onder mijn stoel en hij wordt lijkbleek. Vuisten gebald en briesend als een stier gaat ze terug zitten.
“Als je het ergens niet mee eens bent, kun je dat toch gewoon zeggen.” fluistert hij ineens. Zij zakt wat dieper weg op de stoel en ik merk dat ze het laatste beetje energie dat nog over was, gebruikt voor een ‘slotrede’. Wanneer hij begint te huilen, haar vertelt hoeveel hij nog van haar houdt, schuif ik langzaam -met mijn voet- mijn tas naar me toe en maak me klaar om te vertrekken.
Seconden later liggen ze in elkaars armen. Ook het hondje loopt weg.
Het glas zal moeten worden opgeruimd, maar voorlopig maken ze zich daar niet druk om, zo te zien.
De zomer is zo goed als voorbij maar toch wil ik dat gevoel nog even vasthouden. Terwijl ik weg stap, neem ik een diepe snuif zuurstof. Zoals ik schreef : mensen zien wat ze willen zien.
Tot meer lees volgende week.
Groet,
Seven
Recente reacties